oliemolen Eerbeek
het vierkante asgat betekent dat de
steen als loper in een kollergang gediend heeft
Huis te Eertbeeck De oudste vermelding van de watermolen te Eerbeek dateert van 1395. In dat jaar kwam het "Huis te Eertbeeck" met bezittingen waaronder de beekmolen in handen van Vrederick van Bronchurst, een van de Heren van Bronkhorst. De laatste bezitter van de molen uit dit geslacht was Joost van Bronckhorst, hij overlijdt in 1553. Vele eigenaren volgden maar de korenmolen bleef behoren tot het Huis te Eerbeek getuige ook een pachtcontract uit 1682 dat vermeldt: "De meule voor het Huys te Eerbeek is verpacht aan Gerrit Jansen Muller voor tweehonderdvijfenenzeventig guldens, een vette gans en een koppel hoenderen". Saetmeul In 1625 is geëxperimenteerd met een onderslagrad, maar dat was geen succes. De beek was niet krachtig genoeg en het bovenslagrad kwam weer terug. Op een kaart uit 1642 is de watermolen ingetekend en wordt aangeduid als ‘Saetmeul’. Het water uit de Eerbeek wordt volgens de kaart in de buurt van ‘Huis te Eerdtbeek’ opgevangen in een wijer, een stuwvijver waaruit de molen gevoed wordt. Een restant van de wijer is nu nog een vijver in het park.
de slaghei en de loshei schellenrad:
na een kleine vijftig slagen wordt de bel geluid, tijd
voor de loshei
de
kollergang Oliemolen Jacobes Berns verwierf in 1794 het landgoed met de molen en de familie bestierde een eeuw lang het bedrijf. Zoon Johannes Hendrikes bouwde in 1825 op de oever tegenover de korenmolen de oliemolen, maar in 1860 werd de oliemolen verhuisd naar de andere oever en tegen de korenmolen gezet. De koren- en oliemolen hadden ieder een eigen waterrad; de oliemolen bleef in bedrijf tot 1917. Olie werd o.a. geslagen uit beukenootjes, het zogenaamde “beuk slaan”. Het was een extraatje op het inkomen van de kleine boeren. Beukolie werd voor het bakken gebruikt.
Afbraak en restauratie Professor Weber kocht het landgoed van Huis te Eerbeek en zijn weduwe droeg het in 1942 over aan de Stichting het Geldersch Landschap. De Stichting verkocht vervolgens de molen in 1947 door aan de huurder J. van Zadelhoff, de familie Zadelhoff pachtte de korenmolen al sinds 1908. In 1972 werd de graanmaalderij gestopt en de korenmolen afgebroken. Het pand kreeg een horecafunctie. Het binnenwerk van de oliemolen werd in 1967 gerestaureerd, de molen kreeg vijf jaar eerder al een nieuw waterrad. Daarmee was de oliemolen nog niet maal/slagvaardig, dat zou pas veertig jaar later gebeuren na een nieuwe grootscheepse restauratie. opgedroogde watertoevoer Water November 2007 is de oliemolen feestelijk heropend. De molen is na een grondige restauratie maal- en slagvaardig. De Eerbeekse molen is daarmee de enige oliemolen in een watermolen met bovenslagrad in Nederland. De oliemolen ligt aan een sprengenbeek. Sprengen zijn gegraven beken op de Veluwe. De bron is een tot op het grondwater gegraven gat, de sprengkop; het grondwater komt er vrij en gaat door de hoogteverschillen stromen. Op dit moment heeft de beek te weinig water om het waterrad van de oliemolen aan te drijven, o.a. omdat de sprengkoppen verzand zijn. De hoop is gevestigd op beekherstel en aan vermindering van grondwater-onttrekking in het gebied. De molen kan alleen draaien met medewerking van Papierfabriek Coldenhove. Voor een draaidag pompt de fabriek grondwater op en loost het op de beek. Sinds de opening van de oliemolen heeft een onderhoudsploeg van Waterschap Veluwe opruimwerkzaamheden bovenstrooms verricht. Als gevolg van een belemmering liep er water vanuit de beek het bos in. De molen heeft daarna een aantal keer op waterkracht kunnen werken zonder water op te hoeven pompen. de lossluis om bij te hoge waterstand het water om de de
droge bedding van de omleidingslus molen te kunnen leiden Ansichtkaarten 1994
1980
1979
1967; uitgegeven door café W.H. v. Zadelhof watertoevoer in een lang vervlogen tijd |