Wenumse molen Wenum
Saatmolen In een overzicht van goederen uit 1313 wordt de watermolen voor het eerst genoemd, de korenmolen wordt er aangeduid als de ‘Wenumse Saatmolen’. In 1395 kwam de molen in bezit van de hertog van Gelre en werd in erfpacht uitgegeven. Hertog Arnold van Gelre geeft in 1434 nog zijn watermolen en het waterrecht in erfpacht aan Johan Doys en diens erfgenamen maar zes jaar later, in 1440, draagt Doys met toestemming van hertog Arnold de pacht over aan het Convent van Monnikhuizen te Arnhem. Het klooster koopt in 1493 de erfpacht af en beschouwt zich sindsdien de eigenaar van de molen. Bij de Reformatie (hervorming) van 1580 kwamen de bezittingen van het klooster waaronder de watermolen, in beheer van de Gedeputeerde Staten van het Kwartier van de Veluwe. De molen werd in erfpacht uitgegeven, maar in 1633 werd voor het laatst een verpachting geboekstaafd, mogelijk werd de molen rond 1640 particulier bezit.
Kopermolen, Nieuwe molen Daniel Danielzoon de Jongh koopt in 1767 de molen voor 6000 gulden. Hij heeft al enige watermolens in de omgeving in zijn bezit die hij om liet bouwen tot kopermolen en hij laat ook deze molen, die hij ‘de Nieuwe molen’ noemt, een jaar later verbouwen tot een kopemolen met drie raderen. Een nieuwe molenvijver, een wijerd of wijer, zorgt voor de energievoorziening. In een kopermolen werd koper gesmolten uit kopererts of koperafval De blaasbalgen van de ovens werden aangedreven door het waterrad van de molen. Het koper werd na afkoeling gehamerd tot een plaat, de hamer werd eveneens aangedreven door de molen. Reizigers die Wenum bezochten schreven over een van de kopermolens: in de kopermolen wordt 'het
oude koper gesmolten, in vormen gegoten en tot platen geslagen. Het water
(..) doet de groote blaasbalgen en de ontzaggelijke beukhamers bewegen: het
vuur van houtskolen, die hier ook bereid worden, is verschrikkelijk, en men
is verwonderd dat mensen het lang daarbij kunnen uithouden. De baas was
evenwel een gezond man en had 6 frissche kinderen'. In 1770 verkoopt Daniel Danielzoon de Jongh de molen aan zijn neef en naamgenoot Daniel Adriaanzoon de Jongh. Deze laat een nieuwe brug over de beek bouwen en een steen met de initialen D de I (een I staat in die tijd ook voor een J) en het jaartal 1798 herinnert aan dit wapenfeit. Zijn zoon Johannes stopt rond 1835 met de kopermolens, de concurrentie van de door stoom aangedreven koperpletterijen is te groot geworden. de wijerd of wijer Korenmolen, Runmolen en Zwitserse
kaasjes De weduwe van Daniel Adriaanzoon de Jongh verkoopt in 1858 de molen aan de leerfabrikant Peter Kok Ankersmit en hij bouwt de molen terug tot korenmolen maar voegt er een runmolen voor het malen van schors aan toe. De looizuurhoudende schors werd gebruikt voor het looien van leer. In 1882 huurt Hendrik van Bree de molen maar korte tijd later wordt hij samen met C.H. Weverink eigenaar. Van Bree runt het maalbedrijf en Weverink maalt met de runmolen, maar al in 1885 maakt de laatste de runmolen geschikt voor de bereiding van Zwitserse kaasjes. Ieder werkt met één waterrad. Ruim dertig jaar later heeft de molen nog één eigenaar, de weduwe van Bree. Zij laat in 1917 het huidige stenen hoofdgebouw bouwen en de molen inrichten als uitsluitend korenmolen. Er zijn drie maalkoppels, waarvan één nog door het waterrad aangedreven wordt, de twee andere worden aangedreven door een motor. Alleen het bovenste waterrad blijft over. In 1965 raakt het gangwerk van de molen beschadigd en de molen komt stil te staan.
Restauratie De gemeente Apeldoorn krijgt de molen in 1972 in handen maar draagt het beheer na restauratie in de jaren 1979-1983 over aan de Stichting De Wenumse Watermolen. Ook het molengebouw is in de jaren tachtig opgeknapt en in 1990 krijgt de molen een nieuw waterrad. In 2007 is de Wenumse beek en de wijerd van de molen gesaneerd. Vrijwilligers malen nu veevoer op de weer maalvaardige molen.
de watergoot of molenloop
met
een tweedelige haal wordt het sluiswerk bediend de Wenumse beek Ansichtkaarten 1989 1979 |