Bisschopsmolen Maastricht De oudste De naam van de waterradmolen voert terug naar een van de vroegst bekende bezitters van de molen. In de elfde eeuw hoorde de molen toe aan Hertog Godfried van Bouillon. De hertog wilde na een oproep van paus Urbanus II op kruistocht en om deze onderneming te financieren verpandde hij in 1092 de molen aan het kapittel van de Onze lieve Vrouwe ofwel de bisschop van Luik. Daarbij werd bepaald dat als de hertog niet terug zou keren, het eigendom van de molen over zou gaan naar het kapittel. De kruisvaarder kwam niet terug, hij stierf in 1099 in Jerusalem. Daarmee is de molen de vroegst genoemde nog bestaande watermolen van Nederland. De molen dateert mogelijk uit de vroege Middeleeuwen, de 7e eeuw wordt genoemd, maar is niet aangetoond. Uit Noord Brabant komt de vroegste vermelding over een watermolen in Nederland. In een akte uit 704 wordt de Loonder Molen in de buurt van Waalre vermeld. In Gelderland komt een aantekening over ‘molendini’ voor (akten waren in het Latijn gesteld) in het jaar 1025.
De voorgevel dateert uit de 18e eeuw toen het brouwersgilde dat in de molen ook haar gildehuis had, de gevel verfraaide en hun gildeteken aanbracht. Aan dit fronton met moutmand en roergaffels is het logo van de molen ontleend.
Moutkorf en gaffels Het logo van de Bisschopsmolen bestaat uit een stuikmand of moutkorf met twee roergaffels. De moutkorf werd gebruikt als een zeef om het bier van het bezinksel te scheiden. Met de opening naar boven werd de mand in de brouwkuip geduwd waardoor de vloeistof door de nauwe spleten in de mand liep, daana werd de mand met het zo gefilterde bier leeggeschept. De gaffel of roerstok diende om het beslag van moutmeel en warm water in de brouwkuip te roeren. Beide voorwerpen, de moutmand en de roergaffel zijn de bekendste symbolen van de brouwersgilden. St. Arnoldus, de beschermheilige van de brouwers, wordt vaak met deze attributen afgebeeld. De brouwers kozen hem als patroon omdat hij tijdens een pestepidemie de mensen aanraadde bier te drinken in plaats van besmet water. wanmolen om het kaf van het koren te scheiden Moutmolen, graanmolen, pelmolen Drie en een halve eeuw maalde de molen mout voor de brouwerijen tot de Franse bezetter in 1795 het gilde ophief en de goederen in beslag nam. Het domeingoed werd drie jaar later openbaar verkocht. Nadien werd de molen verschillende malen verkocht. Bij een verkoop in 1819 werd de molen aangeduid als een mout- en graanmolen. In 1847 vroeg de toenmalige eigenaar Pieter Willem Lemaire toestemming een stoommachine te plaatsen. Want hij richtte de molen in als pelmolen en het waterrad kon niet voldoende vermogen ontwikkelen om een pelmolen te bedienen. Zijn zoon en opvolger kreeg in 1851 het bevel te stoppen met pellen, de omwonenden ondervonden te grote geluidshinder van de installatie. Hij mocht het bedrijf weer voortzetten nadat maatregelen tegen de geluidsoverlast waren genomen. In de gebouwen werd ook een twintig jaar een stoomgrutterij geëxploiteerd. Grutten zijn gebroken graankorrels van voornamelijk boekweit en gort. Voorste en rechter maalkoppel en steenkraan IJzeren waterrad en elektromotor De molen wisselde nog een aantal maal van eigenaar tot hij in 1920 verkocht werd aan de gemeente Maastricht. In 1924 werd het ijzeren waterrad met een middellijn van zes meter aangebracht. De molen had in de 19e eeuw drie koppels maalstenen, nu resteren er nog twee. Eén van de koppels wordt al sinds de twintiger jaren aangedreven door een elektromotor. de elektromotor voor de aandrijving van het rechter maalkoppel
aswiel, bonkelaar en spoorwiel Bakker Evers In 1957 pacht een graanhandelaar de molen om het gebouw als opslag te gebruiken, de molen staat stil. Eind zestiger jaren besluit de gemeente de molen te restaureren, maar pas in 1977 wordt gerenoveerd. Een uitspraak: “Voor de toenmalige pachter, bakker Jo Evers moet dit een ontzettende belasting zijn geweest. Terwijl hij in de winkel brood stond te verkopen werden de heipalen door het dak in de grond gestampt !” In de negentiger jaren heeft de molen nauwelijks een maalfunctie gehad, ze diende meer als galerie. In 2000 maalde bakker Evers op zaterdag nog graan voor zijn ‘molenbrood’, maar het pand was opnieuw hard aan restauratie toe. "Binnen regent het soms harder dan buiten", verzekerde Evers. En dit was al een jaar of tien zo, maar de gemeente wilde niet restaureren voordat er een bredere functie voor de molen gevonden zou zijn. En die werd gevonden. Evers wilde zijn bakkerij uitbreiden en de molenruimte in gebruik nemen. Eind 2001 zou de molen opgeknapt zijn. Maar het liep anders. Een gemeenteraadsverslag uit 2002 meldt: De oude watermolen wordt op dit moment gerestaureerd en zou na restauratie, in combinatie met de ernaast gevestigde bakkerij van vader en zoon Evers, als molenmuseum en banketbakkerij gaan fungeren. Dit herbestemmingsplan van de Bisschopsmolen kan helaas wegens persoonlijke omstandigheden geen doorgang vinden. Dit heeft de heer Evers ertoe doen besluiten van de voorgenomen investeringen af te zien en de bedrijfsvoering van zijn bakkerij en winkel te beëindigen. Spelt Het duurde enige jaren voordat de gemeente een nieuwe ondernemer had gevonden die de molen en naastgelegen panden wilde exploiteren. De restauratie werd in 2004 afgerond en de molen werd begin 2005 feestelijk heropend. Er zit een bakkerij die zijn streekprodukten bakt van spelt (een ‘oergraan’) dat geteeld wordt door vijf akkerbouwers in Zuid-Limburg. De molen maalt Kollenberger spelt voor het witbier “Korenwolf” en ook graan voor het voer van schaapskuddes.
het uitzicht vanuit het wc-raampje heeft iets,
ook een
waterrad achter de geraniums is byzonder Ansichtkaarten 1980 |