Commandeursmolen Mechelen
Commandeur De Commandeursmolen kent een vermelding uit de late Middeleeuwen, ook de naam stamt uit die tijd. In 1215 schenkt Hertog Hendrik III van Limburg zijn Heerenhof te Mechelen inclusief kerk, klooster, het Commandeurshuis, akkervelden, weilanden en molen aan de Johannieter Orde. Grote schenkingen aan kerk of klooster in die tijd werden geacht een positieve bijdrage te leveren aan het zieleheil van de gever. De kloosterorde was een geestelijke ridderorde onder leiding van een Commandeur, die in de periode van de kruistochten in Jeruzalem is opgericht (± 1100) ten behoeve van de verzorging van zieke en gewonde pelgrims. Zij verwierven al snel bezittingen in geheel Europa. Een commanderij is een geheel zelfstandige staat met een eigen rechtspraak. Na de schenking verplichtte de Commandeur zijn pachters hun graan op de molen te laten malen, de ‘Commandeurs’molen werd een ban- of dwangmolen. Verbeurd verklaard Er is weinig over het wel en wee van de molen bekend in de eeuwen die volgden. Vermeld wordt dat het molenrecht opnieuw bevestigd werd in 1406. In 1579 en in 1588 werden het klooster en de hoeve door brand verwoest en de Johannieters verruilden Mechelen voor Aken, zij verpachtten hun bezittingen waaronder de watermolen. In 1692 zou de Commandeursmolen geheel vernield zijn, maar weer opgebouwd. In 1794 is de molen, zoals alle kerkelijke goederen, door de Franse overheersers in beslag genomen en openbaar verkocht.
de papierfabriek op de Geul; door Philip van Gulpen, ca 1855 Papiermolen Verschillende eigenaren volgden elkaar op tot in 1816 de graanmolen in handen kwam van de Duitse papierfabrikant Carl Joseph Hollmann, woonachtig in Gulpen. De molen bestond toen uit een vakwerkgebouw met een mergelsteengevel en een strodak. Hollmann liet omstreeks 1820 op de rechteroever tegenover de graanmolen een bakstenen papiermolen bouwen voorzien van een eigen waterrad. In deze molen werd handgeschept papier vervaardigd, dat te drogen werd gehangen op de grote zolder. Papiermachine Door financiële problemen moest Hollmann in 1825 de molens echter doorverkopen aan Gerard Keuven en in 1829 werd het complex verpacht aan de papierfabrikant Charles Engels. Telgen van de families Tielens en Schrammen kochten zich in het bedrijf in, waarna een jaar later, in 1838, een opzienbarende innovatie volgde. De papiermachine werd geïntroduceerd. De machine kon ‘papier zonder einde’ maken. Het papier werd door stoomverhitte cilinders gedroogd en in lange banen (meer dan 9 m) opgerold. Het papier was zwaar pakpapier, druk- en schrijfpapier werden nog steeds met de hand geschept. Rond 1840 draaide de graanmolen niet meer, het kadaster duidt de molen aan als een gebouw. Maar eigenaar Keuven zag toch weer brood in de graanmolen want hij liet zowel de graan- als de papiermolen in 1848 her/verbouwen nadat Tielens en Schrammen de pacht hadden opgezegd. Zij werden na de verbouwing opgevolgd door voormalig bedrijfsleider J. Noppen en zijn zoon Hubert. De papierindustrie floreerde, ruim tien jaar later werkten er ongeveer 50 mannen, vrouwen en kinderen. Na het overlijden van Keuven kocht Hubert Noppen in 1866 het complex en voorzag de molen van nog een innovatie: de stoommachine. In 1874 werd het bedrijf door brand getroffen en de papierproductie moest stoppen. Pas twee jaar later, na de herbouw van de molen kon de productie hervat worden. Uit die tijd dateert het huidige bakstenen molengebouw. Het waterrad was bij de nieuwbouw vervangen door een turbine, weer een noviteit: de eerste waterturbine in Limburg. Er kon geen wit papier meer worden gemaakt, het Geulwater was te vervuild geraakt door de zink- en loodertsmijnen in de Belgische mijnstreek. Vijf jaar na de herbouw, in 1881, ging het bedrijf failliet.
Graanmolen Het complex werd in 1882 openbaar verkocht. Joseph Schyns, graanhandelaar in Wijlre was de hoogste bieder en hij bouwde de papiermolen om tot graanmolen. Het oude korenmolengebouw op de linkeroever werd ingericht als woning en koffiehuis. Het bedrijf liep goed. In de loop der jaren werd de inrichting uitgebreid met ondermeer graanreinigers, mengmachines, een koekenbreker, een haverpunter, een haverpletter, een zakkenklopmachine, elevatoren en transportschroeven. De familie heeft het bedrijf een eeuw gerund. Na de Tweede Wereldoorlog liep de afzet terug en de familie reageerde met een overstap naar een elektrische hamermolen en de productie van meelvormig en geperst veevoer. Kort na 1980 werd de molen toch stilgelegd vanwege de grote concurrentie en een paar jaar later verkocht.
Molensteengemalen meel Om de molen nieuw leven in te blazen werd in 1987 de inrichting aangepast voor het malen van biologische produkten. Een ruimte achter het molengebouw werd tot bezoekerscentrum omgebouwd. De turbine en een generator wekten electriciteit op, ca 12 kW, deze installatie heeft tot voorjaar 2004 gedraaid. Raoul Schyns, telg van de vijfde generatie sinds Joseph, kocht in 1994 de molen terug en Schyns maalt er anno 2009 nog steeds biologisch geteelde producten. Het bezoekerscentrum is opgeheven. De molen is een kleine meelfabriek, maalt zo’n 4000 ton per jaar bestemd voor de biologische markt van Groningen tot Luxemburg. Een klant noemt het product ‘molensteengemalen meel’ dat ‘een ambachtelijke kwaliteit en een karakteristieke smaak’ heeft.
De Commandeursmolen haalt het graan zo veel mogelijk uit de regio. Zo komen de tarwe en een deel van de rogge hoofdzakelijk uit de Nederlandse polder, de spelt uit de Belgische Ardennen en de rest van de rogge uit de streek achter Aken. Sommige soorten, die niet regionaal te verkrijgen zijn, komen van verder weg, zoals de kamut uit Noord-Amerika en de rijst, die uit Italië komt. Bij het verbouwen van biologische tarwe worden geen hulpmiddelen zoals kunstmest en stikstof gebruikt. Daarom bevat biologische tarwe minder eiwit. Dat heeft invloed op de structuur van het brood dat er van gebakken wordt, het is wat steviger.
Waterkrachtcentrale In 2004 heeft Schyns de waterkrachtcentrale geïnstalleerd. Hij liep al tien jaar rond met het plan. “Ik heb het namelijk altijd zonde gevonden dat het water zomaar wegloopt zonder dat er iets mee gedaan wordt.” Het wachten was op het juiste moment. Dat kwam toen de Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie subsidie werd ingevoerd. Dankzij deze regeling krijgt Schyns tien jaar lang een subsidie van 9,7 eurocent voor elke kilowattuur stroom die hij produceert met de waterkrachtcentrale. Hij schat zijn jaarlijkse stroomproductie op 200.000 kilowattuur. “Daarmee verdien ik dus jaarlijks 19.400 euro en ik spaar het milieu. Prachtig toch”, lacht Schyns. Van de jaarproductie van 200.000 kilowattuur stroom (genoeg voor 50 huishoudens) verkoopt hij de helft aan een nutsbedrijf in Maastricht. Het gaat hier met name om nachtstroom, als de molen zelf niet draait. Van hen ontvangt hij 2,57 eurocent per kilowattuur. Zo verdient hij dankzij zijn waterkrachtcentrale nog eens 2.500 euro per jaar extra. Daarbij levert de waterkrachtcentrale hem ook de nodige besparingen op de energierekening op, want de 100.000 kilowattuur die er na verkoop nog overblijft, is nagenoeg de helft van de stroom die Schyns nodig heeft om zijn molen een jaar lang draaiende te houden. Dit levert een jaarlijkse besparing van 10.000 euro op de energierekening op. Op die manier heeft Schyns dus drie keer profijt van zijn waterkrachtcentrale: hij bespaart op zijn stroomnota, hij vangt subsidie voor de productie van groene stroom, die hij vervolgens ook nog eens doorverkoopt. Dit alles terwijl de hele investering in de waterkrachtcentrale slechts 110 duizend euro bedroeg. Een bedrag dat hij met behulp van de EIA regeling en een subsidie van Energiebureau Limburg nog wist te verlagen. “Met het oog op de stijgende energieprijzen is dit gewoon een goede investering.” De komst van een tweede waterkrachtcentrale sluit hij dan ook niet uit. (Bron: BIZZ , jaargang 13 , nummer 1, 24-1-2006) Historische foto’s Op Nationale molendag 8 mei 2010 liggen grote graansilo’s op het erf te wachten op plaatsing. Ze komen te hangen aan de kopgevel van het molenhuis, boven de uitlaat van het turbinehuis. De foto’s van dat moment, zonder silo’s, zijn een week later al historisch:
de plaats waar de silo’s komen Er zijn zeven maalkoppels in de molen, waarvan steeds zes in gebruik en een in onderhoud. Aan energie-opwekking haalt de molen in de winter 40 kWh, maar in de zomer daalt dat tot 5 kWh. Er is een trafo-huis bijgebouwd om te kunnen leveren aan het net.
Ansichtkaarten
1989; het restaurantgedeelte is in 2004
opgeheven
1979 |