Wittemermolen Wittem
Molentak Na de Franse tijd toen de heerlijke rechten waaronder het banrecht waren opgeheven, waren ook burgers in de gelegenheid een molen te bouwen. Zo kregen de gebroeders Merckelbach uit Wittem in 1835 van het provinciaal bestuur toestemming een watermolen te bouwen langs de weg naar Wijlre. Op die plek loopt geen beek, maar voor het nabijgelegen Redemptoristenklooster was een eeuw eerder al een aftakking gegraven voor de watervoorziening van het klooster en deze aftakking werd doorgetrokken naar de nieuwe watermolen. Een voormalige forellenvijver kreeg een nieuwe functie als vergaarvijver. Sluiswerk regelde bij de afslag van de Selzerbeek of en hoeveel water er door de molentak kwam, sluiswerk bij de vijver en de molen regelde of het water de vergaarvijver in liep (’s nachts) of direct naar of bij teveel aan water langs de molen liep. Waterrad De molen van baksteen werd over de molentak gebouwd zodat het waterrad inpandig kwam te hangen, zo werd zware ijsvorming voorkomen. Het rad was, net als de maalinrichting geheel van hout. De middellijn bedroeg 5,93 m en de breedte 1,54 m. Het huidige rad is van ijzer en voorzien van zijbeplating, het heeft een middellijn van 5,10 m en een breedte van 1,40 m. Dispuut De molen bleef in bezit van de familie Merckelbach tot 1963. In 1905 was er een dispuut met het klooster, op dat moment was Jan Mathijs Merckelbach, burgemeester van Wittem en lid van Gedeputeerde Staten de eigenaar van de molen. Zonder waarschuwing sloot de familie herhaaldelijk de sluis tussen beek en molentak waardoor het klooster droog kwam te staan. Grote schade dreigde volgens de broeders, vooral als men aan het brouwen was. Volgens de Merckelbachs waren zij eigenaar van de beek en belette niets hen te handelen zoals zij deden. De zaak kwam voor het gerecht, maar in afwachting van de uitspraak werd de zaak in 1907 in der minne geschikt.
Ansichtkaarten
|