Noordmolen Delden
‘Nortmolen’ Van oudsher hoort de Noordmolen bij het landgoed Twickel. De vroegste vermelding van de Noordmolen is in een akte uit 1347. Daarin wordt vastgelegd dat herenboer Berent Hulsger en zijn vrouw Dayge het goed Eysink verkochten aan Hermannus van Twicclo met de bepaling dat een zekere Haiske to der Nortmolen met haar zuster tot hun dood in de Nortmolen mochten blijven wonen. Na hun dood zou de Noordmolen vervallen aan het "Hus to eyzinc", later Twickel. In rentmeesters-rekeningen is de watermolen in de Gouden Eeuw en later geregeld terug te vinden met notaties van uitgegeven bedragen als “wegens timmeringen van de Watermoele ende andersins” en “1694 den januarij hebe ijck gearbeijdet aan de noort moele daer enen nijen ganck kame ijn het rat gemackt en nijen ganck stave gemackt ijn het ronsel en daer tot gedaen 28 kame voor 4 gld”.
tekening van Jacob van Ruisdael (1628 -1682) of zijn
leerling Meindert Hobbema (1638-1709) aquarel Wim Riem, 1969; de Noordmolen ca 1700 naar
bovenstaande tekening Verval De watermolen was een dubbelmolen bestaande uit een korenmolen op de ene, en een oliemolen op de andere oever van de beek. De korenmolen, die twee waterraderen heeft gehad, is afgebroken in 1825 of 1831. In 1831 werd de oliemolen gedemonteerd, het houtwerk werd elders hersteld en molenmaker Ten Ziethoff heeft mede met nieuw aangevoerde steen en dennenhout de molen herbouwd. Maar de oliemolen raakte in de loop van de 19e eeuw in verval. De molen had een productie van maximaal 40 liter olie per dag, een fabriek met stoommachine produceerde 10.000 liter per dag en deze ongelijke concurrentie liet alle argrarische oliemolens einde 19e - begin 20e eeuw opdrogen. In 1917 werd de oliemolen uitwendig onttakeld, maar het molengebouw werd weer in goede staat gebracht. De stilstand van de molen leidde echter onvermijdelijk tot een nieuwe periode van verval.
’t Möllnhoes, gebouwd in 2006 Twickeler watermolen Predikant Jacobus Craandijk beoefende met passie zijn liefhebberijen wandelen en geschiedenis. Van 1875 tot 1888 publiceerde hij in acht delen de serie ‘Wandelingen door Nederland met pen en potlood’, een reeks waarin hij zijn wandeltochten beschreef met veel details over de geschiedenis. Nog steeds worden zijn boeken gebruikt om de beschreven trajecten af te lopen. Over de Noordmolen schreef hij in 1880 (NB: van rogge malen kon toen al geen sprake meer zijn):
Ansichtkaarten
1968 1952
1914
1911
1905
ca 1901 |