Singraven Denekamp Links de houtzagerij, daarachter de korenmolen,
rechts de voormalige oliemolen
drie raderen, voor de houtzaagmolen, de
korenmolen en de voormalige oliemolen
Links de voormalige oliemolen, rechts de korenmolen
Van hand tot hand Singraven, de naam betekent "grote gracht”, wordt voor het eerst vermeld in 1381 en het eerste Huis Singraven dateert uit 1415. In een oorkonde uit 1448 wordt de watermolen voor het eerst genoemd. Een kleine eeuw later, in 1515, verkochten de begijnen van een klooster te Oldenzaal het landgoed, met molen en alle rechten op de beek aan de graaf van Bentheim. De graaf gebruikte het landgoed vooral voor de jacht. De begijnen hadden er maar een tien jaar gewoond. In de molen waren een oliemolen en korenmolen gevestigd. In 1597 werd door de 80-jarige Oorlog de oliemolen totaal en de korenmolen gedeeltelijk verwoest. Een aantal gevelstenen in de kademuur herinnert aan restauraties: in 1544, 1610 (op last van Prins Maurits), 1617 en 1646. In 1651 werd het landgoed aan Gerhard Sloet van de Oldenhof in Vollehove verkocht. Het bleef familiebezit tot het midden van de 18e eeuw.
gevelstenen in de kademuur Inkomstenbron In 1659 worden deze watermolens de grootste en beste van Twente genoemd. Naast de olie- en korenmolen floreerde van 1732 tot 1816 een jeneverstokerij in de molengebouwen en later was er ook enige tijd een pelmolen en een kopermolen gevestigd. De molen was voor de eigenaar van het landgoed Singraven de belangrijkste inkomstenbron. In 1845 kwam bij de molen een bakkerij en in 1878 werd de houtzagerij ingericht. Het einde van de oliemolen ligt rond 1900, het binnenwerk werd verwijderd, het molenhuis van de oliemolen is nu de opslagplaats van een restaurant. Schilderachtig De molen werd diverse malen door de schilders Jacob van Ruisdael (1628 – 1682) en zijn leerling Meindert Hobbema (1638-1709) vereeuwigd en de doeken hangen nu o.a. in het Louvre in Parijs en in de National Gallery in Londen.
Jacob van Ruisdael, 1653
Meindert Hobbema, ca 1660 Houtzaagmolen De houtzagerij is de enige in Nederland die door waterkracht wordt aangedreven. Er zijn diverse andere houtzaagmolens, maar deze zijn allen in een windmolen gevestigd. De houtzagerij is geregeld in werking, er wordt alleen hout gezaagd dat afkomstig is van het landgoed. De molenaar: “Een zaag kost een 150 euro, een spijker in het hout en je kan een nieuwe zaag kopen. Daarom nemen we geen hout aan van buiten.” De waterkracht wordt ingezet om het zaagraam met de zagen te laten bewegen, maar ook om de boomstammen de schuur in te trekken en door het zaagraam heen te trekken. Een krabbelaar zorgt ervoor dat de stam steeds een stukje verder schuift. Krukas Dat het zaagraam met de zaagbladen door het roterende waterrad op en neer bewogen wordt, is een uitvinding van Cornelis Corneliszoon (ca 1550 - 1607) uit Uitgeest. Hij ontwierp de krukas, waarmee een draaiende beweging omgezet wordt in een op- en neergaande beweging, octrooi werd in 1597 verleend. Door deze vinding kwam de Zaanstreek als eerste industriegebied van Europa tot bloei, er stonden al snel ruim vijftig houtzaagmolens. Corneliszn stond aan de wieg van de Gouden Eeuw.
het aswiel en aandrijfwielen van de
houtzagerij
een zaagraam van de houtzaagmolen
de bonkelaar die de draaibeweging van het waterrad
overbrengt naar de molenstenen
de haal om het sluiswerk te bedienen
een maalstoel met het spoorwiel rechts- en het steenrondsel linksboven
gerepareerde schuurdeur, de schanierconstructie is
van het type ‘geheng’: een oog over een pin of duim Ansichtkaarten
1987
1948
Uitgave van V.V.D. Denekamp, foto W.H.
Dingeldein
Uitgave
Vreemdel.verkeer Denekamp; uit het gebouw van de oliemolen steekt ook nog een
haal |